SPSS: de belangrijkste begrippen uitgelegd
SPSS is een statistisch computerprogramma waarmee je onder andere onderzoeksgegevens kunt analyseren, resultaten kunt verspreiden en de betrouwbaarheid van een steekproef mee kunt controleren. Door de onderzoeksgegevens in dit programma te verwerken kun je makkelijk antwoord geven op de vooraf opgestelde vragen.
SPSS is zowel populair onder studenten als bedrijven maar vraagt wel om geduld. Je moet je namelijk goed inlezen in het programma en de werkwijze. Om je op weg te helpen hebben we 4 belangrijke SPSS-begrippen, inclusief uitleg, voor je onder elkaar gezet.
Begrip 1: variabelen
De variabelen van SPSS zijn objecten waar je waarnemingen of metingen uit het onderzoek aan toe kunt kennen. Het dient dus gedeeltelijk als koppelpunt van je onderzoeksdata. Voorbeelden van veel voorkomende variabelen zijn leeftijd, geslacht en leefwijze.
In het programma wordt er onderscheid gemaakt tussen een aantal variabelen, waarvan ieder zijn eigen functies en kenmerken heeft. Belangrijk: je moet van tevoren bepalen welke soort variabele je wilt gebruiken. Je kunt kiezen uit:
Onafhankelijke variabelen: objecten in je onderzoek die een oorzaak vormen of juist een vraag voorstellen. Deze variabele heeft effect op de afhankelijke variabele.
Afhankelijke variabelen: objecten waarvan de waarden beïnvloed kunnen worden door één of meerdere variabelen die bij jouw onderzoek horen. Het zijn vaak objecten waar je meer over wilt weten, zodat je jouw onderzoeksvraag kunt beantwoorden.
Continue- en discrete variabelen: typen voor variabelen die bepalen of je een analyse kunt uitvoeren en welke soort analyse je kunt uitvoeren.
Begrip 2: labels
Het is vaak lastig om je resultaten snel en overzichtelijk te analyseren. Omdat de naam van een variabele van SPSS een beperkt aantal karakters mag bevatten en bovendien niet alle karakters zijn toegestaan, kun je met een label veel duidelijkheid creëren. Labels geven je de mogelijkheid om korte toelichtingen te geven op je variabelen en je values.
Begrip 3: data
SPSS data is misschien wel het belangrijkste begrip van het rijtje. Het zijn namelijk de resultaten van je enquête of interviews. Zonder de data kun je niet verder.
SPSS heeft voor het uitvoeren van berekeningen en analyses een databestand nodig, bijvoorbeeld een Excel document of een spreadsheet. Het programma verwerkt deze resultaten uiteindelijk in een georganiseerd bestand, dat je kunt terugvinden in SPSS.
Begrip 4: output
De term SPSS output wordt gebruikt voor het resultaat van de tabellen en grafieken die SPSS voor je verwerkt. Deze output ontstaat op basis van de onderzoeksdata die je in SPSS invoert, je gekozen variabele en label én de analyse waar je naar op zoek bent. Het grootste deel van de output wordt in de vorm van grafieken en tabellen geleverd. Deze worden door SPSS gemaakt op de manier zoals jij het wilt. Je kunt namelijk zelf kiezen in wat voor stijl je jouw gegevens terug wilt zien.
Een laatste tip voor de beginnelingen: geef niet op! SPSS lijkt misschien een onmogelijk programma, maar kan een enorm positief resultaat leveren voor je onderzoek. Veel succes.